Begin vorige eeuw brachten vrachtzeilschepen mest van Friesland naar de Bollenstreek. Elk jaar doen de zeilliefhebbers dat nog eens over. Hun race is een hommage aan de strontvaarders.
Voor de zoveelste keer laat Timo Dolfing (26) de tien meter lange, ijzeren paal door zijn handen het water in glijden, tot die goed vast zit in de grachtbodem. Zwetend en met een verbeten gezicht loopt hij langzaam duwend naar de achterkant van het 19e-eeuwse zeilschip. Daar trekt hij de zogeheten boom uit het water, rent terug, en begint opnieuw. Bijna geruisloos kuiert de 60 ton zware Willem Jacob door de Amsterdamse Singelgracht. „Goed zo jongens, doorbomen", roept schipper Tsjerk Hoekstra (30) vanachter het stuurwiel. Hij kijkt tevreden op zijn horloge. Het is 02:20 uur en hij ligt ruim op kop.
Hoekstra's eenmastklipper is een van de twintig deelnemers aan de Strontrace, een wedstrijd voor traditionele zeilboten die maandag voor de veertigste keer van start ging. Zo snel mogelijk van het Friese Workum naar Warmond in Zuid-Holland en weer terug. De race is een hommage aan de strontarmad a, de zeilende vrachtschepen die begin vorige eeuw de Friese mest naar de zandgronden van de bollenstreek transporteerden. De koeienstront is inmiddels vervangen door droge kunstmest, verder is alles zoals vroeger: 3 à 4 vier dagen en nachten doorvaren, zonder motor of moderne navigatiemiddelen.
„De Strontrace is nooit normaal", zegt Gijsje Stephans (22) als ze maandagochtend met een zak kunstmest op haar schouder door het bedrijvige haventje van Workum beent. „Er gebeurt altijd wel iets onverwachts." De 22-jarige doet voor de derde keer mee aan wat bekend staat als een van de zwaarste zeilwedstrijden van Nederland. Toch is zo ook deze keer zenuwachtig. Op dek rookt ze haastig een sjekkie. Even later geeft oprichter Reid de Jong met zijn jaarlijkse „en nu óprotten!" het startsein voor de wedstrijd.
Zum Original